Aan het eind van een weekje Istanboel besloten mijn vrouw en ik op zoek te gaan naar een leuk restaurantje op één van de nabijgelegen Prinseneilanden. Op de ferry ontmoetten we een sympathieke Turk die in New York woonde en zijn familie ging opzoeken. Hij kende een afgelegen eetgelegenheid dat volgens hem de moeite waard moest zijn ook al duurde het zo’n 45 minuten om er te komen. Lopend weliswaar want er waren geen auto’s toegestaan op dat eiland. Hij tekende een route voor ons uit op papier. We zouden er vanzelf tegenaan lopen, verzekerde hij ons. En we vonden het! Het lag er prachtig bij. Op een hooggelegen terras lag een knus vakwerkhuisje met een groen gazon dat werd omringd door rotsen, oleanders en oude bomen. ’s Zomers zouden hier minstens 30 tafeltjes kunnen staan maar het was april; koud en al schemerig toen we er aankwamen. Er stonden tafels noch stoelen en er was niemand aanwezig. In de verte was iemand druk in de weer met het snoeien van bomen. Hij kwam ons tegemoet met een eigenaardige tred. We waren enigszins op onze hoede want hij zag er gevaarlijk uit. Minstens twee meter groot met scheefstaande ogen…. Het leek alsof we in een scene van ‘The Addams Family’ waren beland. Na vergeefse pogingen hem uit te leggen wat we kwamen doen, trok hij ons resoluut aan onze mouwen mee naar het nabijgelegen huisje waar een stokoud, doof vrouwtje de deur voor ons open deed. Met gebaren maakten we haar onze intenties duidelijk. We wezen naar het gazon, vervolgens naar onze mond en tekenden een ondergaande zon in de lucht. Ze knikte begrijpend met liefdevolle ogen en nodigde ons uit om naar binnen te komen. Daar trok ze de deur van een grote ijskast open. Kies maar uit wat je lekker lijkt, gebaarde ze rustig. We kozen een kipfilet uit want deze was goed te herkennen in bevroren toestand. De reus die haar zoon bleek te zijn, had inmiddels een tafeltje met 2 stoelen en een fles wijn midden op het gazon voor ons klaargezet. Het was in alle opzichten bijzonder! De omgeving; het panoramische uitzicht; het geluid van de branding onder ons en de heerlijke geur van zee. Terwijl we intens genoten van een mooie zonsondergang, werden we op gepaste afstand, scherp in de gaten gehouden door haar zoon zodat hij toe kon snellen, als we iets nodig hadden. Hij was eigenlijk best aardig, een beetje onbeholpen misschien. Na een half uurtje kregen we een perfect bereid kipfiletje met frietjes en een eenvoudige salade. De kipfilet was zoals een kippetje hoort te zijn; krokant van buiten en sappig van binnen. Omdat we ons vertrek zo lang mogelijk hadden uitgesteld, moesten we binnen 30 minuten in het donker terug zien te komen; rennend om de laatste ferry naar Istanboel te halen. De volgende ochtend zaten we om 06.30uur in het vliegtuig naar Eindhoven. Een smakelijker kipfiletje hebben we sindsdien nergens meer gegeten.
Boter / 1 panklare braadkip van 1,2 kg / ½ citroen / 3 takken rozemarijn / 3 tenen knoflook / peper en zout
Smelt boter in een pan en bak de kip langs alle kanten aan. Snijd de citroen in plakken en steek samen met de rozemarijn en knoflook in de kip. Kruid de kip met peper en zout, steek ze op het braadspit en hang in de oven. Braad 30 minuten onder de grill. Overgiet regelmatig met het braadvocht zodat het vel krokant kan worden. Haal uit de oven en versnijd aan de tafel. Eet citroen, rozemarijn en knoflook niet op. Deze dienen enkel om het vlees zacht te parfumeren.